-
1 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
2 journée
journée [zĵoernee]〈v.〉1 dag2 werkdag3 dagreis♦voorbeelden:toute la sainte journée • de godganse dagà longueur de journée • de godganse dagpendant la journée • overdagf1) dag2) werkdag3) dagreis -
3 dater
dater [daatee]3 ouderwets zijn ⇒ dateren, achterhaald zijn♦voorbeelden:de quand date votre dernière visite? • wanneer was u hier voor het laatst?II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dateren ⇒ de ouderdom, datum bepalen vanv3) ouderwets, achterhaald zijn -
4 matin
matin [maatẽ]〈m.〉♦voorbeelden:ce matin • vanmorgenle petit matin • het krieken van de dagêtre du matin • matineus zijnau (petit) matin • in de vroege ochtendde bon, grand matin • in alle vroegtedu matin au soir • de hele dag, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat; 〈 figuurlijk〉 zonder ophoudenle matin • 's morgens, 's ochtendsm -
5 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
6 veille
veille [vej]〈v.〉♦voorbeelden:la veille de Noël • kerstavondla veille au soir • de vorige avondà la veille de • aan de vooravond van, vlak voorêtre à la veille de • op het punt staan om, aan de vooravond staan van3 les veilles • de doorwaakte, slapeloze nachtenf1) vooravond, dag voor2) (het) waken, nachtwacht -
7 lendemain
lendemain [lãdmẽ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 il ne faut jamais remettre au lendemain ce qu'on peut faire le jour même • stel niet uit tot morgen wat gij heden kunt bezorgendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderesans lendemain • kortstondig→ pilule -
8 éphémère
éphémère [eefeemer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 kortstondig ⇒ voorbijgaand, vluchtig2 eendaags ⇒ een dag durend, eendags-♦voorbeelden:adj1) kortstondig -
9 lever
lever1 [ləvee]〈m.〉♦voorbeelden:au lever du rideau • bij het opgaan van het doek————————lever2 [ləvee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen♦voorbeelden:lever un fardeau • een last optillenlever les glaces • de raampjes omhoogdraaienlever les lettres • de brievenbus lichtenlever le poing • zijn vuist opheffenlever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijkenlever des impôts • belastingen heffenlever un lièvre • een haas opjagen♦voorbeelden:→ pied1. m2) (het) opkomen [zon]3) opslag, opmaat [muziek]4) opmeting2. v1) rijzen [deeg]2) ont-kiemen3) opheffen5) opmeten6) oproepen3. se leverv1) opstaan, gaan staan2) omhooggaan3) opkomen [zon, maan]5) opsteken [wind] -
10 pointer
pointer1 [pwẽtur]〈m.〉————————pointer2 [pwẽtee]2 uitkomen ⇒ ontkiemen, te voorschijn komen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aantekenen ⇒ markeren, turven, controleren3 spitsen ⇒ puntig, scherp maken♦voorbeelden:pointer des ouvriers • werktijden met een prikklok controleren→ machine1 komen aanzetten ⇒ komen opdagen, verschijnenv3) aanbreken [dag]4) stempelen [werkloze]5) controleren6) richten, wijzen7) spitsen, aanpunten -
11 de jour en jour
de jour en jour -
12 demain il fera jour
————————demain il fera jour -
13 du jour au lendemain
du jour au lendemain————————du jour au lendemain -
14 échéance
échéance [eesĵee.ãs]〈v.〉1 vervaldag ⇒ vervaldatum, verschijndag♦voorbeelden:1 venir à échéance • vervallen, aflopen4 effet à courte, à longue échéance • wissel op kort, lang zicht¶ à brève échéance, à courte échéance • op korte termijn, binnenkortà longue échéance • op lange termijn -
15 en plein jour
-
16 le jour se lève
-
17 tous les deux jours
-
18 toute la sainte journée
-
19 un jour ou l'autre
-
20 vingt-quatre heures sur vingt-quatre
vingt-quatre heures sur vingt-quatrevierentwintig uur per dag, dag en nachtDictionnaire français-néerlandais > vingt-quatre heures sur vingt-quatre
См. также в других словарях:
Dag Hammarskjöld — 2nd Secretary General of the United Nations In office 10 April 1953 – 18 September 1961 Preceded by Trygve Lie Succeed … Wikipedia
Dag (subculture) — Dag is an Australian and New Zealand slang term. In Australia, it is often used as an affectionate insult[1] for someone who is, or is perceived to be, unfashionable, lacking self consciousness about their appearance and/or with poor social… … Wikipedia
Dag Hammarskjöld — (1959) Dag Hjalmar Agne Carl Hammarskjöld?/ … Deutsch Wikipedia
Dag Hjalmar Agne Carl Hammarskjöld — Dag Hammarskjöld Foto: UN/DPI Dag Hjalmar Agne Carl Hammarskjöld?/i [dɑːɡ ˈhɑmɑɾˌɧœld] (* 29. Juli 1905 in … Deutsch Wikipedia
Dag Hammarskjold — Dag Hammarskjöld Secrétaire général de l ONU Dag Hammarskjold 2e Secrétaire général des Nations unies Mandat … Wikipédia en Français
Dag Hammarskjöld — Dag Hammarskjold 2ème Secrétaire général des Nations unies Mandat 10 avril 1953 18 s … Wikipédia en Français
Dag Hjalmar Agne Carl Hammarskjöld — Dag Hammarskjöld Secrétaire général de l ONU Dag Hammarskjold 2e Secrétaire général des Nations unies Mandat … Wikipédia en Français
Dag — als Abkürzung steht für: Barstow Daggett Airport, ein Flughafen in Daggett, Kalifornien nach dem IATA Code DAG Gebiet, siehe Wohngebiete der Stadt Stadtallendorf Demented Are Go, eine Psychobilly Band Deutsch Arabische Gesellschaft Deutsch… … Deutsch Wikipedia
Dag Hammarskjöld — Saltar a navegación, búsqueda Dag Hammarskjöld Dag Hammarskjöld (Dag Hjalmar Agne Carl Hammarskjöld), Jönköping (Suecia), 29 de julio de 1905 Ndola (Zambia), 18 de septiembre de … Wikipedia Español
DAG (newspaper) — DAG (English: Day) was a freely distributed Dutch language tabloid newspaper in the Netherlands. The paper was released jointly by publishing company PCM and telecommunications company KPN. Its last issue was released on October 1, 2008, but the… … Wikipedia
DAG — als Abkürzung steht für: Demented Are Go, eine Psychobilly Band Deutsch Arabische Gesellschaft Deutsch Armenische Gesellschaft Deutsche Adipositas Gesellschaft Deutsche Angestellten Gewerkschaft Deutsche Ansiedlungsgesellschaft Deutsche… … Deutsch Wikipedia